Uitstel Lelystad Airport
Minister van
Nieuwenhuizen van I&W liet op 31 maart 2020 weten, dat de opening
van Lelystad Airport weer wordt uitgesteld, nu naar november 2021. De
brief met een stikstofstudie als bijlage is te vinden op www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/03/31/besluitvorming-over-lelystad-airport .
De minister geeft in haar brief aan de Tweede Kamer een dubbele argumentatie.
Enerzijds zegt ze dat de luchtvaart nu zo druk bezig is met overleven
– dat ze überhaupt nog kunnen vliegen – dat het hoofd op de korte
termijn niet naar Lelystad Airport staat. De luchtvaart is een marginale
sector die heel weinig reserves heeft en veel vaste lasten. Zie Luchtvaartsector als eerste aan het Corona-geldinfuus .
Het gebruikelijke kanongebulder van Schiphol en de KLM blijft deze keer uit.
Men kan moeilijk ontkennen dat de minister hier een punt heeft.
Anderzijds heeft de minister een fors probleem met stikstof, specifiek op Lelystad, maar ook algemeen op de andere luchthavens. De minister wil nog steeds dat Lelystad open gaat en schrijft over de oplosbaarheid van het stikstofprobleem in optimistische termen, maar dat kon wel eens tegenvallen. In elk geval geeft ze de aanleiding van de stikstofdiscussie, het advies van de Commissie MER, slechts weer voor zover dat over Lelystad gaat. Maar het advies gaat indirect ook over andere luchthavens.
Zie voor het vervolg ook Stikstofadvies Remkes bemoeilijkt groei luchtvaart – geen onmiddellijke consequenties voor Eindhoven .
Het stikstofadvies van de Commissie MER wb Lelystad
In
zijn strijd tegen de opening van Lelystad Airport heeft de
omwonendenorganisatie SATL (Samenwerkende Actiegroepen Tegen
Laagvliegen), bij monde van Leon Adegeest, eigen berekeningen opgesteld
over het effect van vlieg- en autobewegingen van en naar Lelystad
Airport. SATL meent dat de berekeningen in de laatste Lelystad-MER (die
van 2018) een te laag beeld geven. Specifiek noemde SATL drie punten van
kritiek:
- Er is alleen gerekend met emissies onder de 3000 voet (914m), de Landing and Take Off – fase (LTO)
- De berekeningen waren ten onrechte niet uitgevoerd met de warmte-inhoud van de uitstromende gassen nul
- Het deel van het wegennet rond de luchthaven, dat in de MER meegenomen was, was te klein.
SATL kreeg zoveel bijval, dat de minister de Commissie MER (een gerespecteerde, onafhankelijke commissie die normaliter kanttekeningen maakt bij Milieu Effect Rapporten) vroeg om terug te kijken op de stikstofberekeningen rond Lelystad, en om vooruit te kijken naar toekomstige stikstofberekeningen t.b.v. andere MER-ren betreffende de luchtvaart.
Wat betreft het eerste kritiekpunt krijgt SATL ongelijk. De Cie MER
meent dat er inderdaad wel veel meer stikstof boven de 914m wordt
uitgestoten dan eronder, maar dat de depositie binnen Nederland van
boven de 914m hooguit 10% is van die onder de 914m. Bovendien moet voor
een MER er een causaal verband aan te tonen zijn tussen een specifieke
oorzaak en de depositie op een specifiek Natura2000 – gebied. Boven de
LTO-fase bestaat hiervoor geen methode.
De stikstofoxiden van boven
de LTO-fase komen vroeg of laat wel weer aan de grond, maar zijn
inmiddels uitgedijd tot een ongedifferentieerde wolk waarmee geen
specifieke oorzaak-gevolg relatie meer geconstrueerd kan worden.
De Cie-MER geeft hier de minister gelijk.
Wat betreft het tweede kritiekpunt.
Het ‘warmte-inhoud’ verhaal is nogal technisch. Een poging tot uitleg.
Het
stikstofmodel Aerius maakt gebruik van een module OPS. Dit
verspreidingsmodel is eigenlijk ontwikkeld voor stationaire bronnen
(bijvoorbeeld een schoorsteen). Vaak komt er warme lucht uit die
schoorsteen die, vanwege zijn temperatuur, opstijgt tot een grotere
hoogte dan de schoorsteen (pluimstijging – tot de hoogte waarbij de
pluim is afgekoeld tot de omgevingstemperatuur ter plekke). Hoe hoger
die pluim komt, hoe verder hij wegwaait en hoe minder de nabije omgeving
er van mee krijgt.
Een vliegtuig is zoiets als een horizontale
schoorsteen die met grote snelheid beweegt. De straal beweegt naar
achteren (en schuin omlaag bij het stijgen en dalen – vanwege de
flappen). Bij een vliegend vliegtuig is er geen pluimstijging. Je kunt
dit gegeven via een technische omweg in Aerius/OPS ingebouwd krijgen
door in te vullen dat de warmteinhoud van de uitlaatgassen nul is –
contra-intuïtief, maar het werkt wel. Het gevolg is dat de
stikstofoxiden niet doorstijgen naar grotere hoogte, maar blijven hangen
op vlieghoogte. Daardoor komen ze dichter bij de grond neer. De
concentraties dichtbij het vliegveld nemen toe in vergelijking met
gangbare schoorsteenachtige berekeningen, en ver weg relatief af.
Nu
blijkt dit een merkwaardig rommeltje. TNO en RIVM adviseren om met een
warmteinhoud nul te werken, maar dat staat nergens formeel
voorgeschreven. De opsteller van een MER mag zelf kiezen wat hij doet en
bij Lelystad koos men meestal, en in de MER 2018, voor een warmteinhoud
van 43MW (een kenmerkende waarde voor een vliegtuigmotor).
In praktijk betekende dat bijvoorbeeld dat op de nabije Veluwe met
warmte-inhoud nul 1,18 Mol N /ha*y terecht komt en met warmte-inhoud
43MW de eerder berekende 0,59 Mol N/ha*y. Toen de PAS nog gold,
betekende de overschrijding van de waarde 1 dat er een vergunning ex de
Wet Natuurbeheer (Wnb) nodig werd.
Hoewel de eigen berekeningen van SATL niet juist waren, legden ze de vinger op de juiste plek.
Wat betreft het derde kritiekpunt: de begrenzing van het wegennet.
Onomstreden
is dat bij de effecten van een vliegveld ook de effecten van het
wegverkeer van en naar het vliegveld moeten worden meegeteld. De vraag
is alleen hoe dat moet.
De PAS gebruikt(e) het criterium ‘opgaan in
het heersend verkeersbeeld’. Als het verkeer met vliegveld er niet
wezenlijk anders uitziet dan met vliegveld, telt het niet meer mee. Het
studiegebied was hierbij de Flevopolder. Dit was het gebruikte
criterium.
De Aeriushandleiding biedt veel ruimte tot interpretatie.
SATL voerde aan (en krijgt daar van de Cie MER gelijk in) dat op sommige
wegen buiten de Flevopolder het verkeer t.b.v. het vliegveld zodanig
was, dat daardoor in eigen recht stikstofdeposities ontstonden in de
Natura2000-gebieden Veluwe en Naardermeer van boven de 1 Mol N/ha*y –
die dus zelf in de PAS weer vergunningplichtig waren.
Gevolgen van de inzichten van de Cie MER voor Lelystad Airport
De
PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) is van kracht geweest van 1 juli
2015 tot 29 mei 2019. De MER2018 viel dus binnen de PAS-periode, de
kritiek van SATL was van na de periode.
Als de PAS nu nog bestaan had, zou de kritiek van SATL geen praktische gevolgen gehad hebben. Lelystad Airport, en het verkeer van en naar, waren als ‘prioritair project’ gereserveerd en wel zo ruim, dat ook de hogere waardes waar de Commissie MER op uitkomt, er nog binnen gepast zouden hebben. De Cie MER zou dus de MER2018 niet afgekeurd hebben.
Nu de PAS niet meer bestaat, komt de uitbreiding van Lelystad Airport
terecht in hetzelfde ‘uncharted territory’ als alle andere
stikstofproducerende projecten van nu.
Overigens zegt de Europese
wetgeving, waarvan de Nederlandse Natura2000-wetgeving afgeleid is,
slechts dat de staat van deze gebieden niet achteruit mag gaan en dat er
zicht moet blijven op vooruitgang. Stikstofdepositie is slechts één van
de factoren die deze ‘staat’ bepalen. In theorie had men in de PAS een
beheersplan kunnen maken om (bij wijze van spreken) elke drie jaar de
hele Veluwe af te plaggen. Interessante vraag is wie dat zou moeten
betalen.
Dat ‘uncharted territory’ bestaat voort, omdat onze regering
(mede vanwege met tractoren opgesierde boerendreigementen) er alsmaar
niet in slaagt een goed stikstofbeleid te maken. Daardoor heeft de
nul-limiet op dit moment de kracht van wet gekregen als
allesblokkeerder.
Feitelijk is een vliegveld verhoudingsgewijze een kleine bron van stikstofdepositie (ergens rond een procent of zo van alle stikstofdepositie), maar omdat er door het wanbeleid niets kan, is zelfs dat kleine beetje extra teveel.
Standaardisatie
De wijze waarop stikstofdepositie
van vliegtuigen berekend moet worden, en ook hoe wegen rond vliegvelden
daarin meegenomen worden, is dus niet gestandaardiseerd en dat leidt
tot een rommeltje. In de tabel hieronder, met commentaar overgenomen uit
het CieMER-rapport, geeft vijf uitkomsten aan voor dezelfde
stikstofemissies in ton per jaar op Lelystad Airport.
De rare
uitschieter in 2014 krijg je,als je met Boeings 737 gaat vliegen alsof
het sportvliegtuigjes zijn. Zelfs dan is het nog moeilijk te snappen.
De Cie MER vindt dat eraan elke berekeningswijze wel iets niet deugt en heeft er zelf een controleberekening tegen aan gegooid. Die komt, alleen voor vliegtuigen, uit op 416 ton per jaar. Gegeven de onzekerheden in dit soort berekeningen past dit goed bij de laatste kolom (die incl. verkeer is).
Dat de minister de wens heeft om vooruitblikkend tot standaardisatie van de stikstofberekeningen rond luchthavens te komen, valt te begrijpen. De Cie MER doet hiertoe een aanbeveling (in paragraaf 4.2), die in lijn ligt met het antwoord van de Cie MER op de kritiek van SATL.
Gevolgen van de inzichten van de Cie MER voor Eindhoven Airport
Het
advies van de Cie MER bevat passages, die een wijdere strekking hebben
dan alleen Lelystad. Naast de voorgestelde standaardisatie betreft dat
ook het ontbreken van een vergunning ex de Wet Natuurbeheer (Wnb) bij
alle grote Nederlandse vliegvelden – dus ook bij Eindhoven Airport.
De Cie MER neemt in zijn paragraaf 4.4 over de ‘referentie-situatie’
hier dezelfde positie in als Johan Vollenbroek in zijn
handhavingsverzoek aan de minister. Voor projecten die gerealiseerd of
gewijzigd zijn na de Europese referentiedata, en die nu nog geen
Wnb-vergunning hebben, geldt wat ten tijde van die referentiedatum
vergund was.
De referentiedatum voor de Habitatrichtlijn is (in
principe) 07 december 2004 en voor de Vogelrichtlijn (in principe) 10
juni 1994. In 2004 ging het om 13488 feitelijke civiele vliegbewegingen
binnen een vergunde ruimte van 18000 vliegbewegingen.
Als er na die data regelgeving gepasseerd is die tot lagere vergunde emissies leidde, tellen die lagere emissies.
In
2009 beperkte de Raad van State de geluidszones tot die van 2007 met
een opslag van 12,5% voor het civiele verkeer en ook een opslag voor het
militaire verkeer. In 2007 ging het om 16774 feitelijke vliegbewegingen
binnen een toegestane 18000.
Onduidelijk is in welke mate een
aanwijzing, die gebaseerd is op de geluidszones, ook gevolgen heeft voor
de vergunde emissies – waarschijnlijk bleef het die, horend bij 18000
vliegbewegingen.
De grote groei van Eindhoven Airport begon pas na de Alderstafel in 2010 en werd uiteindelijk neergelegd in een MER dd juni 2013 als onderdeel van een Luchthavenbesluit dat in 2014 van kracht werd. Voor deze MER was de uitspraak van de Raad van State 2009 de referentie ten opzichte waarvan de groei werd bepaald.
In de MER staan berekeningen over de stikstofdepositie. Men moet bovenstaande twee tabellen als volgt lezen:
In
de referentiesituatie (zijnde de aanwijzing van de Raad van State dd
2009) zouden ongeveer 18000 vliegbewegingen en de bijbehorende
autobewegingen op het Grootmeer in Kempenland-West (op 2,3km afstand
het dichtstbijzijnde object) 18,4 molN/ha*y dumpen. Omdat het landelijke
anti-stikstofbeleid geacht werd een succes te worden, zou ditzelfde
pakket in 2024 9,7 mol N/ha*y dumpen. Dus een autonome daling.
Tegelijk
zou het dumpen van stikstof groeien vanwege de toename van het aantal
vliegbewegingen van 18000 naar (toen nog) 43000 in 2019 (planscenario
D).
De som van beide tegengestelde effecten zou per saldo leiden tot
een lichte toename. Het Grootmeer in Kempenland West (code 135) zou per
saldo besprenkeld worden met 0,515molN/ha*y extra t.o.v. de
referentiesituatie.
Hierbij lijdt de MER aan hetzelfde euvel als de PAS, namelijk dat zekere ontwikkelingen in de nabije toekomst worden weggestreept tegen veronderstelde en nog niet gerealiseerde stikstofdalingen in de toekomst.
De opstellers van de MER vonden effecten van deze orde van grootte
t.o.v. de totale depositie (voor Kempenland-West in de orde van grootte
van 2000 mol N/ha*y zo gering, dat men het in goede staat voortbestaan
van Kempenland-West als vanzelfsprekend beschouwde, en dat men de
toegenomen depositie zonder verdere maatregelen aanvaardbaar vond.
Tot zover de destijds gemaakte passende beoordeling. In het huidige stikstofbewustzijn zou dat nu niet meer kunnen.
Men kan zich voorstellen dat het kabinet meer redenen heeft om een stikstofdiscussie uit te stellen als alleen Corona.
Overigens
roept ook het handhavingsverzoek van Vollenbroek vragen op die ik aan
Vollenbroek gesteld heb, maar waarop nooit een bevredigend antwoord is
gekomen.:
- Het was alleen gericht aan de minister van LNV en I&W, en niet aan Defensie (vliegbasis Eindhoven is een militaire basis met civiel medegebruik). Had dat ook niet gemoeten?
- Wie moet precies een Nbw-vergunning krijgen?
Defensie voert kerosine aan met een brandstofleiding en pompt die van daaruit in vliegtuigen. Je zou dus denken dat in elk geval Defensie een Nbw-verguning zou moeten hebben. Dat had Vollenbroek niet geëist.
Bij het civiele vliegen moet er ergens een Nbw-vergunning terecht komen, maar niet meteen duidelijk is bij wie. Eindhoven Airport is niet meer dan een pand met een bedrijfshal en een middelgroot kantoor. De levering van brandstof aan verkeersvliegtuigen vindt vanuit tankauto’s plaats in rechtstreekse transacties tussen Shell en Total enerzijds en de luchtvaartmaatschappijen anderzijds. Eindhoven Airport zit daar niet tussen en heeft er dan ook weinig of geen zeggenschap over.
Wie moet dan de Nbw-vergunning hebben? Eindhoven Airport vanwege een soort abstracte eindverantwoordelijkheid? Shell en Total als brandstofleverancier? Wizzair en Transavia etc als feitelijke verbranders? Het is niet meteen duidelijk.
Laatste nieuws
Terwijl
dit artikel geschreven werd (03 april 2020), publiceerde het Eindhovens
Dagblad een antwoord namens het kabinet op het handhavingsverzoek van
Vollenbroek (MOB). Minister Schouten van LNV (die over de Wet
Natuurbeheer gaat) zei dat Eindhoven Airport inderdaad geen
natuurvergunning heeft en die wel moet aanvragen, vóór 1 oktober. De
minister hanteert 2007 als vertekpunten 41.500 vliegbewegingen als
eindpunt. Ze wil dat Eindhoven Airport in kaart brengt wat het
stikstofverschil is tussen begin- en eindpunt.
Ondertussen hoeft Eindhoven Airport niet te stoppen met vliegen.
Vollenbroek/MOB heeft stante pede bezwaar aangekondigd.
De insteek van de Cie MER bij Lelystad roept bij Eindhoven Airport de vraag op of de getallen van destijds op de wijze berekend zijn die TNO en RIVM, en ook de Cie MER, adviseren. Dat vraagt enig zoekwerk naar waar de gehanteerde methodiek staat, maar uiteindelijk is die te vinden in de bijlage NLR-CR-2013-044 “Luchtkwaliteit rond de luchthaven Eindhoven”, en dan weer in de bijlage Appendix B. Zoiets als een bijlage bij een bijlage bij een bijlage.
Gebruikt wordt het algemene verspreidingsmodel KEMA STACKS (versie
2012.2), dat ontwikkeld is vanuit de luchtvervuiling door industrie en
wegen, en dat toen een luchtvaartmodule had die nog niet
wetenschappelijk geborgd was maar al wel in praktijk goedgekeurd.
In
dit model wordt de warmte-inhoud van uitlaatgassen van vliegtuigen
genoemd bij vliegtuigen die taxiën en die op de startbaan versnellen. In
die situatie gaat het model van pluimstijging uit. Als het vliegtuig
eenmaal in de lucht is (en dus een snelheid heeft groter dan de
startsnelheid), maakt het STACKS-model geen gewag meer van
pluimstijging.
Als de bijlage NLR-CR-2013-044 “Luchtkwaliteit rond
de luchthaven Eindhoven” het model juist en volledig weergeeft, is, doet
STACKS hetzelfde wat TNO adviseert en wat de Cie MER doet. Er is dus
geen reden om aan te nemen dat de verdeling van de stikstofdepositie
over de regio wezenlijk anders is dan de Eindhovense MER uit 2013 zegt.