Inleiding
In Zuidoost Brabant houden overheid en maatschappelijk middenveld zich al heel lang bezig met het meten van de luchtkwaliteit.
Het oude Innovatief Lucht Meetnet (ILM)-1 was in werking van 2013 t/m 2018. Het is de basis geweest van het nieuwe ILM2, dat gaandeweg vanaf de jaarwisseling 2020-2021 opgebouwd is. Dat wordt aangestuurd door AIREAS – Consortium Regionaal Meetnet Zuidoost-Brabant.
Het organisatorische beheer zit bij de Omgevings Dienst ZO Brabant (ODZOB).
De academische leider van het project is TNO ( https://ilm2.site.dustmonitoring.nl/ ).
Nu heeft TNO, in opdracht van het consortium, de rapportage over 2021 uitgebracht. Het rapport is te downloaden op de site van de ODZOB voor dit project, https://odzob.nl/meetnet?cookie=1594390759271 . Onderstaande afbeeldingen zijn, tenzij anders vermeld, uit dit TNO-rapport afkomstig.
In dit artikel wat de jaarrapportage specifiek zegt over de luchtkwaliteit rond het vliegveld. Wie geïnteresseerd is in het grotere regionale plaatje, kan terecht op https://www.bjmgerard.nl/over-2021-fijn-stof-meten-in-zo-brabant/ .
Zie ook Nieuwe regionale luchtmeetnet bevat drie UFS-meters rond het vliegveld, maar geen geluidmeting

Ter afbakening enige opmerkingen vooraf
- TNO heeft veel gedoe gehad met zijn NO2 -meters. Die hebben er een groot deel van het jaar uitgelegen. Daarom in dit verhaal vooral aandacht voor diverse formaten fijn stof.
- Alle sensoren meten PM10 (deeltjesgrootte < 10µm), PM2.5 en PM1. Alleen drie sensoren bij het vliegveld meten daarnaast ook ultrafijn stof (Ultra Fine Particles, UFP). Dat zijn deeltjes <0,1 µm (in de gangbare code zou dat dus PM0.1 zijn)
- TNO lijkt niet altijd helemaal zicht te hebben op de oorzaken waarvan zij de gevolgen meten. Zelf zegt TNO in de aanbevelingen meer ‘context-kennis’ te wensen
- Men kan juridisch niets met de metingen (ze zijn niet ‘geaccrediteerd’). Ze zijn wel beleidsmatig bruikbaar of voor maatschappelijke initiatieven
- De foutmarge van een individuele fijn stof-sensor zit rond de 20%.
- Ruwweg 2/3de van de concentratie PM1 en PM2.5 is achtergrond van buiten de regio. Voor PM10 is dat 71%. Voor UFP is dat niet bekend.
- 2021 was een Coronajaar
- Er bestaan seizoeneffecten, maar die worden hier niet behandeld
- De luchtmeetapparatuur maakt geen onderscheid tussen civiel en militair

De opbouw van het Regionaal Meetnet
Er stonden sinds jaar en dag al drie meetkasten in de regio van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM (Eindhoven Genovevalaan en Noord-Brabantlaan, en Veldhoven Europalaan).
Daar komen nu de meetkasten van het Regionaal Meetnet bij: 19 meetkasten in Eindhoven plus 3 bij het vliegveld, 4 in Helmond, 14 op de veehouderij gerichte kasten in het buitengebied en vier voor eigen gemeentelijke rekening in Best, Oirschot en Reusel. Samen dus 44, waarvan er in 2021 voor fijn stof 29 langer dan de 9 maand gedraaid hebben die TNO als minimum genomen heeft.
De meetpunten worden gegroepeerd in drie categorieën: het stedelijk gebied (Eindhoven, Helmond); het luchthavengebied; en de rest (het buitengebied).
Uitgesplitst per categorie zijn de jaargemiddeldes:


De ligging van de drie meetstations rond het vliegveld
- ILM002 ligt aan de ZW-kant, ongeveer 250m vanaf het einde van de startbaan (dat is ongeveer bij het hek bij de Scherpenering). Die kant op wordt het meeste gestart. In de buurt liggen geen andere belangrijke fijnstof-emissiebronnen en het gedrag weerspiegelt dus zuiver het vliegveld.
De windroos wijst naar de startbaan (dat ziet men omdat de hoogste concentraties optreden als de wind uit het Noordoosten komt, over de startbaan). - ILM025 ligt naast de startbaan en pal ten zuiden van het platform (op de grens van bedrijventerrein Flight Forum-Eindhoven Airport).
De windroos wijst naar een combinatie van de startbaan, het platform en de aan- en afvoerwegen. - ILM014 ligt op de hoek van de Landsardseweg en de Spottersweg, op ca 850m vanaf het NO-eind van de startbaan. Tussen het meetpunt en het vliegveld liggen bomen, die mogelijk stof afvangen. Vanwege de bomen worden deze metingen niet helemaal vertrouwd.
De windroos wijst vooral naar de A2/N2 en een beetje naar het platform.


De resultaten – jaargemiddeld
De eerste tabel geeft de jaargemiddelde stofconcentraties over 2021.
De waarden voor PM1, 2.5 en 10 zijn, met zijn drieën gemiddeld, over 2021 in het luchthavengebied iets hoger dan in stedelijk gebied. Het is het soort concentraties die men verwacht op een druk punt in Eindhoven. De meetstations aan de Fellenoord en de Willemstraat bijvoorbeeld gaven over 2021 vergelijkbare concentraties.
De jaargemiddelde UFP waarden zitten rond de 14000 deeltjes/cm3 (deze eenheid is de normale maat die hiervoor gehanteerd wordt).
Bedacht moet echter worden dat, vanwege Corona, Eindhoven Airport in 2021 op halve kracht draaide. (Het aantal vliegbewegingen in 2021 was 21.700 en in 2022 41400). Bij vol bedrijf liggen de concentraties dus hoger.
In de PM2.5 van het autoverkeer is nauwelijks of geen Corona-effect te zien. Dat blijkt uit het NSL en de Atlas voor de Leefomgeving.
De achtergrond voor bijvoorbeeld PM2.5 ter plekke van het vliegveld zit, als er geen vliegveld zou zijn, ergens rond de 11µg/m3 (zegt, naast het Regionaal Meetnet, bijvoorbeeld ook de Atlas van de Leefomgeving). Als het vliegveld op halve kracht op 14µg/m3 komt, komt het vliegveld op hele kracht op ongeveer 17µg/m3 .
Ter vergelijking: het (volgens TNO) vuilste meetstation van Eindhoven zit voor PM2.5 op 16,8µg/m3 . Dat staat bij de kruising Kennedylaan-Ring.
De achtergrond voor UFP in een gebied als dat rond ILM002 wordt meestal op ca 8000 deeltjes per cm3 ingeschat. Als het vliegveld op halve kracht op 14000 komt, komt het vliegveld op hele kracht op ongeveer 20.000 deeltjes per cm3 .
De resultaten – piekwaarden
De tweede tabel gaat over pieken en uurgemiddeldes.
Het jaargemiddelde miskent de pieken in de concentratie als er een vliegtuig overkomt. De tabel moet gelezen worden (voorbeeld) als dat er aan de ZW-kant in 2021 7 pieken waren met meer dan 200.000 deeltjes per cm3.
Middeling per uur levert een maximum op van 90.000 deeltjes per cm3.
Bij twee keer zoveel vliegtuigen zal vooral het aantal pieken verdubbelen.
Vergelijking met Schiphol
Bij Schiphol is het erger, aldus TNO. In Badhoevedorp ademt men halfjaargemiddeld 23.000 deeltjes per cm3 in en in Oudemeer 15000. Op zich is het logisch dat het rond Schiphol meer is, want op Schiphol stijgen normaliter 12* zoveel vliegtuigen op, waarvan een groot aantal ook nog eens zwaar en viermotorig.
Er zitten echter twee belangrijke maren aan deze TNO-bewering.
De ene is dat deze Schiphol-beweringen uit een document uit 2019 stammen, en dus pre-Corona zijn. TNO vergelijkt Schiphol op volle kracht met vliegveld Eindhoven op halve kracht. Beetje slordig van TNO.
De andere is dat de Eindhovense sensoren vanaf een deeltjesgrootte van 10nm meten, en de Schipholsensoren ook deeltjes onder de 10nm meenemen. Dat scheelt.
Bij het vliegveld in normaal bedrijf zou de UFP-concentratie in ILM002 rond de 20000 deeltjes per cm3 zijn. Oerle en Wintelre liggen ongeveer twee kilometer van dat punt af. De UFP-concentratie zal daar ongetwijfeld een stuk lager geworden zijn, maar hoeveel lager? TNO zegt zelf in zijn aanbevelingen dat nog bepaald moet worden hoever de UFP-invloed van het vliegveld reikt.
Een vergelijkbare vraag kan men zich stellen bij het effect van de UFP-concentratie rond ILM025 op Meerhoven (1,5km).
De UFP-concentraties zullen vast minder zijn dan bij Schiphol, maar niet eens zo heel veel minder. Dat is typisch – TNO moet dat maar eens uitzoeken.
Dit zijn, ter vergelijking, pre-Coronawaarden in gemeenten rond Schiphol (jaargemiddeld):

Handelingsperspectieven
Een onderzoek bevordert de kennis van een probleem, maar lost op zichzelf het probleem uiteraard niet op. Dat vraagt om politiek handelen. Dat voert voor dit artikel te ver, zie hiervoor andere artikelen op deze site.
En verder mag TNO zichzelf beter verdiepen in de effecten van het vliegveld op de stofconcentraties in nabijgelegen woonwijken.